Flora en Fauna in de omgeving

 

 

Pagina inhoud                                             

  

  

DE GRAZERS

 

 

                                               

 

 In het natuurgebied rond de toren lopen, onder beheer van staatsbosbeheer, tientallen koeien.
Het gebied is toegankelijk voor het publiek, maar lees eerst de bordjes van staatsbosbeheer over de regels.
De koeiens zijn geen dieren om te gaan aaien!!!!, maar op een afstand van 25 meter voorbijlopen is geen probleem.
Kijk echter wel uit als er kalveren in de buurt zijn.
Deze dieren worden als grazer ingezet op heidevelden van staatsbosbeheer, waardoor er minder onderhoud aan de begroeiing nodig is.
Tot 2012 waren dat Schotse Hooglanders (foto links), maar zijn toen vervangen door het ras Aberdeen Angus (foto rechts).
Beide rassen komen van oorsprong uit Schotland.
Ze zijn een nat en ruig klimaat gewend, waardoor ze ook hier goed gedijen. Hun voorkeur gaat uit naar voedselarme
gebieden zoals onze heidevelden.
De dieren hebben een minimum aan verzorging nodig en worden alleen in de winter – indien nodig – bijgevoerd.
Ze eten behalve gras ook veldzuring, brandnetels en distels, waardoor andere vegetatie zich beter kan ontwikkelen.
De mest van de koeien trekt torretjes aan, die op hun beurt weer voedsel zijn voor vogels.
Ook pikken de vogels onverteerde zaden uit de mest.
De koeien zijn over het algemeen dominanter als de stieren, zeker wanneer er kalveren zijn.
Het zijn rustige niet-agressieve dieren, maar het zijn geen “aai-beesten” en houdt dus enigszins afstand.
Vooral als er kalveren zijn dient de nodige afstand bewaard te worden en is het niet aan te raden
tussen moeder en kalf te komen (ook niet als ze verder uit elkaar staan).
Onderschat ook hun loopsnelheid niet; ze zijn sneller dan wij.


Naar Boven



DE BUIZERD 

 


                                                                           

 

In het gebied rond de toren zijn ook regelmatig buizerds te zien.
De buizerd is een middelgrote roofvogel met een lengte van 46-58 cm, waarvan 20-25 cm staart
en een vleugelspanwijdte van 110-132 cm.
Gewicht ca. 600-100 gram.
Het voedsel bestaat uit muizen, vogels konijnen reptielen en insecten.
De vogel is in de lucht te herkennen aan zijn brede vleugels, korte brede hals en een middellange staart.
Zit ook vaak op palen langs weilanden, zoekend naar prooi. De buizerd zweeft vaak ook op gemiddelde hoogte,
met waaiervormig gespreide staart.
Staart  is korter dan de vleugelbreedte, met rechte zijden en scherpe hoeken en zwarte eindband.
Het verenkleed is zeer variabel van zeer donker tot licht.
Duidelijke kenmerken : vuilwitte staart met dichte grijze bandering. Ongeachte de hoofdkleur een lichte U-vormige
borstband, die de donkere bovenborst en buikzijde scheidt.
Vingers (vleugeluiteinde) zijn geheel zwart en de slagpennen witachtig met 5-7 donkere banden.
Het nest van de buizerd vinden we hoofdzakelijk in bomen, op een hoogte van 9-18 meter.
Ze worden na 2-3 jaar geslachtsrijp. Het legsel bestaat uit 2 tot 4 eieren en de broedduur is 33-35 dagen.
De jongen blijven dan  nog 6 – 7 weken in het nest.


Naar Boven



DE HAVIK 


Ook deze vogel huist in het gebied rond de toren. (zie ook Foto’s 2006)
Overigens als ik praat over het gebied “rond de toren” bedoel ik daarmee een gebied van vele
tientallen vierkante kilometers, dat omhelst wordt door natuurgebied “Grotelse Heide” en “De Stippelberg”.
Evenals de slechtvalk is er bij de havik een groot verschil in afmeting tussen mannetje en vrouwtje.
Man : 49-56 cm, spanwijdte  93-105 cm, gewicht 580-870 gram.
Vrouw : 58-64 cm en een spanwijdte van 108-127 cm. , gewicht 880-1320 gram.
De havik jaagt op vogels en zoogdieren, formaat fazant en haas.
De havik is een krachtige roofvogel met brede vleugels en een lange staart.

  

                      

  

In de vlucht herkent men de havik aan zijn relatief korte en brede afgeronde vleugels met een lange staart,
die langer is dan de breedte van de vleugels.
Hij heeft een typische manier van vliegen: meerdere snelle en krachtige vleugelslagen waarna een glijpauze volgt.
In de gespreide staart ziet men meerdere donkere dwarsbanden.
Het verenkleed lijkt enigszins op de slechtvalk : Adults  aan de bovenzijde grijsbruin tot leikleurig
en aan de onderzijde witachtig met fijne dwarsbanden.
Juveniels zijn bovenop donkerbruin en hebben een bruinwitte onderkant, met donkere dwarsstrepen.
Op grote afstand lijkt de havik enigszins op de sperwer, echter maken ze krachtigere vleugelslagen.
Het haviksnest bevindt zich in het algemeen dieper in het bos dan dat van andere roofvogels
en heeft een hoogte tussen de 10 en 30 meter. Vaak wordt een nest meermalen gebruikt.
Het territorium beslaat 5 tot 60 vierkante km.
De jachtmethode lijkt ook op die van de slechtvalk : rondcirkelend om dan met een stootduik de prooi aan te vallen;
maar ook vanuit een zittende positie.De havik is al na 10 maanden geslachtsrijp en broedt soms al in het 1e of 2e levensjaar.
De meeste broeden echter pas vanaf het derde levensjaar.
Het legsel bestaat meestal uit 3 of 4 eieren met een broedtijd van 5 a 6 weken.
Gedurende de hele leg-broed- en opvoedperiode blijft het vrouwtje op het nest (dit is ca. 3 maanden).
Gedurende  deze tijd verzorgt het mannetje het voedsel voor zichzelf, het vrouwtje en de jongen.
Pas als de jongen 3 weken oud zijn gaat ook ma op eten uit.
De jongen blijven 5 a 6 weken in het nest, waarna ze nog 3 a 4 weken blijven “takken”


Naar Boven




DE NIJLGANS


De nijlgans is een in Nederland veel voorkomende vogel. Ook in De Mortel wordt ie vaak waargenomen.
De nijlgans komt oorspronkelijk uit Afrika, zoals de naam al doet vermoeden, uit het stroomgebied van de Nijl.
Het is geen zeldzame vogel.
De nijlganzen die in Europa voorkomen stammen af van vogels die uit gevangenschap zijn ontsnapt.
Ondanks dat ze uit het warme Afrika komen kunnen ze hier de strenge winters wel doorstaan.
Als ze toch naar het zuiden trekken, zijn ze vaak in februari al weer terug. 

                                

De nijlgans, die eigenlijk geen gans is, maar verwant is aan de Bergeend, is te herkennen aan zijn lichtgroene tot rode verenkleed.
De grootte is 60 – 75 cm.
Om de nek hebben ze een donkere bruine ring en om de ogen een rode ring, de zogenaamde “bril”. De snavel en de poten zijn dof rozerood.
Op de borst hebben ze een bruine vlek.
In de vlucht is ook het een groot wit vleugeldeel zichtbaar.
Het vrouwtje legt zes á acht eieren en de jongen, pullen genaamd, hebben een zeer grote overlevingskans.
In  de broedtijd zijn de nijlganzen zeer agressief.
Ook in de rest van het jaar kunnen ze agressief optreden tegen allerlei andere dieren.
Als nest wordt ook vaak een nest van een andere vogel gebruikt, die dan weggejaagd wordt.  Zelfs nesten in bomen worden gebruikt.
Eenden en meerkoeten worden zonder pardon aangevallen en jongen van andere watervogels worden verwond en verdronken door de nijlgans.


Naar Boven




JACOBSKRUISKRUID 


Jakobskruiskruid is een tweejarige wilde plant, die in Nederland steeds meer voorkomt. De plant hoort hier van nature overigens wel thuis.
In de omgeving van de toren in De Mortel groeit zeer veel Jakobskruiskruid.
Oorspronkelijk groeit de plant in bermen, maar verspreid zich in aangelegen weilanden. Het is een zogenaamde windverspreider,
wat betekent dat de zaadjes met de wind verspreid worden.
De meeste zaden komen binnen 25 meter van de moederplant terecht.
De zaden (pluis) kunnen ook verspreid worden door de vacht van dieren.
Een volwassen plant produceert 75000 tot 200000 zaden. De plant gedijt het beste op arme, niet al te vaste grond.
Dus  in een aanpalend, rijk bemest, grasland zal de plant minder of niet gedijen. 

                                                                           

 

In het tweede jaar bloeit het Jakobskruiskruid, van juni t/m september, met gele bloemen in een stralenkrans.
In het najaar zet de plant zaden en sterft dan af. De plant vormt een voedingsbron voor meer dan 150 soorten insecten,
zoals bijen, vliegen en vlinders. De meest bekende hiervan is de  Jakobsvlinder.
De Jakobsvlinder is zelfs volledig afhankelijk van de plant, inclusief zijn voortplanting.
De rups van deze vlinder , de Zebrarups (geel met zwart), eet van de giftige plant en is zo oneetbaar voor z’n meeste vijanden. 

 

             

                                                    

 

Jakobskruiskruid is giftig voor de meeste zoogdieren, dus ook voor de mens.
Het meeste gif zit in de bloemen (twee keer zoveel als in de bladeren), maar vergiftiging treedt alleen op als de plant gegeten wordt.
De gifstoffen, zgn pyrrolizidine-alkaloïden, tasten de lever aan. Over het algemeen zullen paarden en runderen niet van de verse plant eten,
maar het gevaar schuilt in het maaien. Als de plant dan in het hooi terecht komt, zullen de dieren het niet meer herkennen en gewoon opeten.
Bij huidcontact is de plant niet giftig, maar kan een allergische reactie geven.
In De Mortel zien we dat ook de Schotse Hooglanders de plant mijden. Ze lopen er wel doorheen,
maar hun dikke vacht voorkomt aantasting van de huid.


Naar Boven